48
19 JANUARI 1976
uit de burgerij zouden zijn gekomen, is volgens mij
een beetje onzin: er zijn hier gewoon enkele ambte
lijke organen in het geding, terwijl voorts het
W.B.K. enige mensen heeft laten schrijven. Ik be
treur het dat er zo weinig reacties zijn, maar dit
is, zoals gezegd, veroorzaakt doordat de notities
niet erg begrijpelijk waren.
Aan het adres van de heer Van Asseldonk zou ik
willen opmerken dat zout naar onze mening het eten
soms smakelijk maakt. Wanneer zout zorgvuldig wordt
gestrooid, bijt het meestal niet, ook niet in de
winter
De heer VAN ASSELDONK: Ik heb gesproken over
balen zout en niet over zorgvuldig zout strooien!
De heer OOMEN: Als de heer Van Asseldonk even
had gewacht, had hij zijn zin gekregen. Ik wilde
namelijk zeggen dat er bij het zout strooien
als de heer Van Asseldonk goed oplet, ziet hij dat
wel eens door een of andere technische storing
soms een hele kwak zout op één plaats valt. Dat is
dan een vergissing en dat kan gebeuren. Zo kunnen
wij wel eens een beetje te veel zout in een bepaal
de wond doen.
De heer VAN ASSELDONK: Ik heb het vermoeden dat
ik zout in een open wondje heb gestrooid!
De VOORZITTER: Of op de staart van een vogel
tje! De heer Oomen heeft het woord om zijn betoog
te vervolgen.
De heer OOMEN: Ik was hier niet over begonnen
als de heer Van Asseldonk het niet te berde had ge
bracht. De opmerkingen die ik in een vorige verga
dering heb gemaakt en die de heer Van Asseldonk heeft
geciteerd, handhaaf ik, aangezien ik geen enkele
reden heb om erop terug te komen. Ik blijf erbij dat
een en ander misschien niet zo prettig is overgeko
men. In ieder geval wijst de gang van zaken erop
dat het stuk is gelézen, hoe ongelukkig wij het mis
schien ook hebben geformuleerd. Ik wacht met span-