533 22 MAART 1976 plaatsgevonden? Zo ja, wat is het resultaat daarvan? Zo nee, kunt U mij mededelen waarom dat overleg nog niet heeft plaatsgevonden? 2. Wanneer Rijkswaterstaat medewerking zou willen verlenen bent U dan bereid, ook al zou dit fi nanciële consequenties voor de gemeente Breda betekenen, tot het plaatsen van straatverlich ting daar ter plaatse over te gaan? ANTWOORD Bij schrijven van 18 juli 1975 werd Uw vraag voor gelegd aan de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat in de directie Noord-Brabant. Tot op heden mochten wij waarop nog geen antwoord ontvangen. Indien rijkswaterstaat zich met het aanbrengen van bedoelde straatverlichting akkoord verklaart zijn wij wel bereid, desnoods voor rekening van de gemeente Breda, een bescheiden verlichting ter plaatse te doen aanbrengen. Aangetekend zij, dat hiervoor dan wel de nodige budgettaire ruimte ge vonden moet worden binnen het budget straatver lichting 1976. De heer DREEF: Over punt C c hebben wij in onze fracties uitvoerig gesproken. Gezien het be lang van het vraagstuk en het verzoek van de kant van de gewestraad zelf zouden wij willen voorstel len dit ingekomen stuk ter preadvisering in han den van burgemeester en wethouders te stellen. Ik meen dat over het standpunt van de gemeenteraden ook iets in de brief staat. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Op 12 februari j.l. heeft het college aan het adres van het con tactorgaan West-Brabant gereageerd. Ik wijs er in dit verband op dat in de brief wordt gevraagd om een reactie van de gemeentebesturen en indien mo gelijk van de gemeenteraden. In de knelpuntennota van het contactorgaan West-Brabant worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 533