22 MAART 1976
538
VERWERVING VAN ONROEREND GOED. <D)
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming wordt overeenkomstig dit voorstel beslo
ten,
6, bijlage nr. 90.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS IN
ZAKE DE VOORLOPIGE CAPACITEIT EN DE BUDGET
VERDELING 1977. (B)
De heer VAN BANNING: Docent Broeders heeft
ons, ijverige leerlingen, in de commissie voor de
financiën bij herhaling voorgehouden dat de be
groting een jaarlijks terugkerend proces is, dat
wij aan een bepaalde methodiek moeten wennen, dat
de keuzemogelijkheden bij de raad liggen en dat
een en ander tot een verscherpt inzicht in de
sectoren van de beschikbare gelden en de beste
ding leidt. Men zal begrijpen dat ik aan de stel
lingen van de docent Broeders niet wil twijfelen,
maar ik meen dat hier een moeilijk en moeizaam
proces in het geding is. Overigens ben ik het met
de heer Broeders eens dat er sprake is van een
continuproceswaarbij de gemeenteraad, zoals
mijn fractievoorzitterin de commissie voor de
financiën heeft gezegd, steeds meer wordt betrok
ken. Er is gezegd dat er van de leden van de raad
steeds meer inspanning wordt gevergd en dat hun
betrokkenheid steeds groter en intenser zal moe
ten worden, willen wij op den duur het gestelde
doel een meerjarenplanning bereiken. Ik
denk in dit verband aan het zojuist genoemde
moeilijke en moeizame van het proces. Een ideale
methodiek is misschien een utopie, maar wij wil
len toch in ieder geval zó ver komen, dat wij tot
op zekere hoogte met posten kunnen gaan "schui
ven" en dat wij nieuwe elementen inbrengen.
Bij mijn eerste kennismaking met het raads
stuk moest ik constateren dat dit mij wat rauw
op het lijf viel en dat het enigszins tegenviel.
Aan de andere kant meen ik dat wij moeten