541 22 MAART 1976
ter discussie aan te bieden. Mijn fractie kan er
mee akkoord gaan dat er in het ter tafel liggende
plan geen rekening wordt gehouden met de eventue
le consequenties van de Haagse Beemden en het
binnenstadsplan
Op blz. 11 van het voorstel geeft het colle
ge enkele alternatieven aan waaruit het een keus
heeft gedaan. De keus van b. en w. is gevallen op
de onder 3, genoemde mogelijkheid, die met zich
meebrengt dat de ruimte voor nieuw beleid geen
2,5 maar 1,5 zal zijn. De vrijkomende 1
wordt gebruikt om de tegenvallers mede te helpen
opvangen. De post "onvoorzien" blijft gehandhaafd
op 0,5 terwijl zoals gezegd de stijging van de
looncomponent van 2 tot 1 wordt verlaagd. B. en
w. zijn, evenals mijn fractie, van mening dat er
niet tot een belastingverhoging zou moeten worden
overgegaan. Ik meen dat b. en w. dit goed hebben
gezien. Weliswaar is er op het gebied van de on-
roerend-goedbelasting enige ruimte, maar ik ge
loof dat wij deze ruimte niet zouden moeten ge
bruiken, omdat Breda in de rij van gemeenten een
plaats die van dien aard is, dat mag worden ge
concludeerd dat Breda bepaald niet behoort tot de
gemeenten die de laagste belasting heffen. Op dit
punt bevinden wij ons boven het ia-uuid Ju jre/ên in
de rij van de Brabantse gemeenten staan wij naar
ik meen zelfs op de tweede plaats.
Het is mij bekend dat door een bepaalde
groepering in deze raad suggesties zijn aangedra
gen misschien zal men daar straks zelf nog wel
op ingaan met betrekking tot het verlenen van
een bepaalde vrijdom aan de basis teneinde de
minst draagkrachtige categorie minder te treffen.
Ik geloof dat dit een operatie is van zó ver
strekkende aard, dat de baten en de kosten, daar
aan verbonden, niet in hoge mate met elkaar in
evenwicht zullen zijn. Mijns inziens heeft het
weinig zin deze weg te gaan bewandelen. Overigens
is dit wellicht een punt van discussie en kan er
van de kant van het college nog iets meer over