22 MAART 1976 542 >r- worden gezegd, In ieder geval ben ik er om meer ide éan één reden geen voorstander van dat wij tot ie- belastingverhoging overgaan. Ik hoop dat men in commissieverband on danks de beperkte tijd die ons daarvoor wordt ge- e- geven -met alle aandacht op het voeren van een is doelmatig beleid zal toezien. Men moet naar ik op meen letten op een juiste verdeling van het bud get en, indien er ruimte isf moet men prioritei ten aangeven. Misschien is er zelfs nog ruimte over om in het budget nieuwe activiteiten te ont- n wikkelen. Ik ben in dezen niet optimistisch maar fd ik ben ervan overtuigd dat wij door het volgen de van deze methodiek in de toekomst inderdaad tot en een meerjarenplanning en wellicht ook tot een be- r leidsplan zullen kunnen komen. Ik zou gaarne zien dat de commissieleden dit in hun fracties aan de orde stelden, zodat het via de fracties te zijner tijd ook weer in de raad aan de orde kan komen. Op die manier kunnen wij overeenkomstig de woor den van docent Broeders wellicht tot een nadere verdeling en toespitsing komen. Aan het slot van mijn betoog zou ik een 3e vraag willen stellen. De commissies zullen ten it aanzien van de verdeling van het budget een steeds belangrijker taak te vervullen krijgen. c V Ligt het in de bedoeling van het college ook aan het einde van de rit het functioneel rekeningon- derzoek aan de commissies toe te vertrouwen, i- uiteraard met verslaggeving aan de commissie jl voor de financiën? De heer SUURMEIJER: Het door het college ge presenteerde voorstel inzake de voorlopige capa citeit en de budgetverdeling 1977 is in de V.V.D.- fractie onderwerp van uitvoerige discussie ge weest. Was er verleden jaar nog sprake van een mogelijke toekomstige percentuele groei van de vrij besteedbare ruimte, nu één jaar later worden wij geconfronteerd met een vermindering van deze ruimte, terwijl gezien de nog aanwezige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 542