545 22 MAART 1976 Door een door de rijksoverheid toegepast af- rondingssysteem is de opbrengst van de onroerend- goedbelasting met 25.000,tegengevallen. Ik heb altijd gedacht dat de onroerend-goedbelasting een gemeentelijke belasting was waarbij de rijks overheid alleen voor onderdelen van de uitvoering werd ingeschakeld. Ik zie niet hoe de rijksover heid eigenmachtig andere afrondingssystemen zou mogen toepassen dan de systemen die door de ge meentelijke overheden zijn toegestaan. De in 1977 te verwachten kostenstijgingen worden geraamd op 8 Op mijn in de commissie gestelde vraag waarom de gemeente met een lager percentage voor de overige kosten-component kan volstaan, werd mij medegedeeld dat de oorzaak daarvan is dat de gemeente onder andere de moge lijkheid heeft om geld tegen lagere rentepercen tages te lenen; voorts werd in dit verband op vaste subsidies gewezen. Graag zou ik vernemen welk percentage voor de gemeente geldt. Zoals het college in het voorstel reeds op merkt, bieden de alternatieven 1, 2 en 4 niet de mogelijkheden die wij wensen. In alternatief 4 wordt uitgegaan van een belastingverhoging, waar over wij onze mening bij voorgaande gelegenheden voldoende tot uitdrukking hebben gebracht. De al ternatieven 1 en 2 bieden naar onze mening even min de gewenste mogelijkheden, omdat hierbij de continuïteit van bestaande activiteiten op gelijk niveau niet kan worden gewaarborgd. Wij kiezen met pijn in het hart voor alternatief 3. De heer CRUL: Het ambtelijk apparaat heeft bij de voorbereiding van de budgetverdeling 1977 weer geweldig veel werk verricht; wij hebben daar zeker waardering voor. Een iets lager cijfer ge ven wij aan degene die voor het voorstel bestuur lijk verantwoordelijk is, zoals uit het vervolg van mijn betoog nog wel duidelijk zal worden. Overigens vond ik dat de heer Van Banning in zijn betoog een nogal gelaten indruk maakte, maar dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 545