22 MAART 1976
554
het inzicht in de minder rooskleurige positie aan
college en raad voor te leggen. Ik geloof name
lijk dat iedereen er recht op heeft te weten dat
de situatie minder gunstig is dan in het vorige
jaar. De besluiten die het college de raad van
daag voorstelt te nemen, moeten mijns inziens ge
baseerd zijn op het inzicht dat de situatie slech
ter is dan een jaar geleden.
Het verheugt mij dat de heer Van Banning
heeft gezegd dat het inzicht in de begrotingssi
tuatie groter is geworden en dat de wensen en
verlangens duidelijker kunnen worden geëtaleerd.
Zoals ik in de commissie voor de financiën heb
gezegd, ben ik er persoonlijk van overtuigd dat
het werken met deze methodiek een extra inspan
ning zal vragen van de fracties die in deze raad
vertegenwoordigd zijn, opdat zij tijdig hun in
zicht in het geheel over de commissies heen ik
doel hier op een samenhangend beleid kunnen
presenteren. Op die manier kan, als na de behan
deling in de commissies besluiten in het college
moeten worden genomen, meer rekening met de me
ning van de fracties worden gehouden.
Voor 1976 zijn wij inderdaad van te hoge ra
mingen uitgegaan. Ik kom hier bij de beantwoor
ding van de opmerkingen van de heer Crul nog op
terug; hetzelfde geldt voor de verminderde inkom
sten van het ENWA-bedrijfDuidelijk is dat de
beslissingen die wij in de loop van het jaar ne
men, in het volgende jaar effect op onze moge
lijkheden uitoefenen. Ik heb begrepen dat de heer
Crul ons op het hart wil binden de raad nadrukke
lijker op de financiële gevolgen voor het volgen
de jaar te wijzen. Ik verkeerde in de veronder
stelling dat dat eigenlijk niet meer nodig was
omdat ik meen de dat de raad zó goed in de finan
ciële problematiek van de gemeente was "inge
groeid" dat hij een en ander zelf al zou hebben
ontdekt. Misschien kan het overigens geen kwaad
toch nog iedere keer nadrukkelijker op de door de
heer Crul bedoelde omstandigheid te wijzen. De