555
22 MAART 1976
heer Van Banning heeft gewezen op enkele beslis
singen van de raad die voor de begroting 1977 ge
volgen hebben doordat de ruimte die aan de acti
viteiten waartoe de raad heeft besloten moet wor
den besteed, natuurlijk niet aan iets anders kan
worden besteed. Hier is naar ik meen sprake van
het tussentijds gebruik maken van de ruimte die
beschikbaar is voor nieuwe activiteiten of voor de
uitbreiding van bestaande activiteiten. Wij heb
ben dit in de loop van het jaar op enkele punten
gedaan en ik meen dat wij dat van elkaar moeten
weten. Niet alleen het college heeft dit gedaan:
ik zou bijna zeggen dat uitsluitend de raad het
heeft gedaan, zij het dat het college dat vaak
ondersteunde.
Reagerend op de opmerkingen van de heer Van
Banning over de looncomponent zou ik het volgende
willen zeggen. Duidelijk moet zijn dat het offer
van de belanghebbenden niet gelegen is in bijvoor
beeld het niet toepassen van de trendverhoging of
het achterwege laten van periodieke verhogingen.
De verplichtingen waaraan wij in het kader van de
rechtspositieregeling voor de ambtenaren gebonden
zijn, worden onverkort uitgevoerd. Wij kunnen en
willen daar niet onderuit. Wij moeten ervan uit
gaan dat deze verplichtingen volledig doorwerken.
In ander verband kom ik nog op de benadering van
de looncomponent terug.
De heer Van Banning heeft gezegd ermee in te
stemmen dat de Haagse Beemden en de binnenstad
voorlopig buiten de ter tafel liggende besluitvor
ming blijven. In de vergadering van de commissie
voor de financiën waarin wij over de financiële
aspecten van de Haagse Beemden hebben gesproken,
is hierover reeds iets gezegd. Medegedeeld is dat
het onderzoek met betrekking tot de Haagse Beem
den in volle gang is. In dit onderzoek dit aan
het adres van de heer Suurmeijer wordt mede
aandacht besteed aan de bijkomende kosten op ande
re gebieden dan de exploitatie van het woon- en
industriegebied. Allerlei aspecten van cultuur,