559
22 MAART 1976
al iets gezegd. Hier zijn niet alleen de bouw en
de exploitatie van gronden met wat daarmee samen
hangt aan de orde; er wordt ook aandacht geschon
ken aan de opvang van andere voorzieningen die
blijvend op het gemeentelijk budget zullen druk
ken. In dezen zal natuurlijk een verruiming van
de belastingmogelijkheden inkomsten opleveren.
Voorts wijs ik in dit verband op wat wel eens met
een oneerbiedige term "koppengeld" wordt genoemd.
Met betrekking tot de bevolking moeten wij inder
daad eerst iets "inverdienen", omdat wij nog al
tijd een uitkering in het kader van de verfij
ningsregeling ongewoon bevolkingsverloop ontvan
gen. Het lijkt mij echter mogelijk een plan op te
zetten waarin de uitgaven die op de inkomsten
vooruitlopen uitgesmeerd over meer jaren worden
gepresenteerd; hierover zal overigens nog met de
toezichthoudende instanties moeten worden gespro
ken. Deze materie in nog volop in onderzoek en
naar wij verwachten zal de raad in juni met een
en ander worden geconfronteerd.
Met betrekking tot de afrondingsverschillen
van het rijk zou ik bijna zeggen dat ook wij de
gang van zaken niet begrijpen. Wij hanteren ta
rieven van 8,50 en 6,50 per 3.000,waarde,
zodat de aanslagen bedragen, eindigend op 0,50,
kunnen bevatten. Het rijk heeft echter zonder
meer alles maar naar beneden op veelvouden van
1,afgerond. Wij hebben hierover onze verwon
dering liever gezegd: iets méér dan onze ver
wondering aan het rijk kenbaar gemaakt, te we
ten in een brief van 3 oktober 1975 aan de minis
ter van financiën, waarop wij nog geen antwoord
hebben ontvangen. Ook wij vinden de gang van za
ken merkwaardig: deze is over ons gekomen zonder
dat wij erin zijn gekend en zonder dat wij er
toestemming voor hebben gegeven. Wat het resul
taat zal zijn, moeten wij afwachten; in ieder ge
val zullen wij er in de commissie voor de finan
ciën mededeling van doen.
Het stijgingspercentage voor de overige