19 JANUARI 1976
55
met de uitgangspunten en voorwaarden als basis een
wegingsproces moet kunnen plaatsvinden waarbij de
raad straks op grond van deze uitgangspunten, voor
waarden en prioriteiten besluiten moet nemen. Ik
erken en laat er geen enkel misverstand over bestaan
dat dat wegingsproces niet voor een ieder gelijk zal
zijn, aangezien persoonlijke inzichten, maatschap
pijvisies en politieke opvattingen er een rol bij
spelen. Het doel van de opstelling van de nota is
evenwel juist niet een politiek spoorboekje te ma
ken, dat ons in de gelegenheid stelt aan de hand van
tabel X vast te stellen of een bepaalde instelling
moet worden gesubsidieerd en hoe groot de financi
ële bijdrage moet zijn. Als men dat wil vinden, moet
men zoeken in de begroting die jaarlijks zal moe
ten worden getoetst aan deze uitgangspunten en voor
waarden. Aan de hand van de begroting komt ter spra
ke of een bepaalde instelling moet worden gesubsidi
eerd, op basis van de criteria die men in de ter
tafel liggende nota aantreft maar die vanzelf spre
ken: inpassing in de totaliteit, de beschikbare fi
nanciële middelen in de totaliteit van deze gemeen
te, de beschikbare mankracht etc.
Wat wij "prioriteiten" noemen, zou de heer Hen-
driksen kennelijk liever"basisvoorzieningen" noemen.
Op zichzelf heb ik er natuurlijk geen enkel bezwaar
tegen als men die zelfde prioriteiten "basisvoorzie
ningen" gaat noemen, maar ik wijs erop dat "basis
voorzieningen" in het culturele taalgebruik van te
genwoordig een iets andere betekenis heeft. Hier
zijn namelijk de basisvoorzieningen in het geding
die door het rijk worden aangewezen en die zowel
voor het rijk als voor de gemeente consequenties
met zich meebrengen, niet alleen in financieel op
zicht maar ook op het gebied van de zeggenschap over
de desbetreffende activiteiten.
Vervolgens komt in de cultuurnota het hoofd
stuk "veranderd en veranderend" aan de orde. Het is
uiteraard mogelijk een dergelijk overzicht van het
gehele culturele aandachtsveld te geven op basis