561
22 MAART 1976
zouden willen. Als wethouder van financiën had
ook ik het liever anders gezien.
Vervolgens wil ik ingaan op het betoog van
de heer Crul, dat ik in het begin nog wel begreep.
Hij gaf een hoog cijfer aan de ambtenaren en een
wat lager cijfer aan de eerst verantwoordelijke
bestuurder: het zou mij een beetje hebben verwon
derd als het andersom was geweest! Wat de heer
Crul vervolgens heeft gezegd, begrijp ik echter
minder goed. Hij heeft namelijk enkele berekenin
gen aangevallen. Misschien heeft hij ten onrechte
de indruk dat de eerst verantwoordelijke bestuur
der de berekeningen heeft gemaakt. Wanneer hij
constateert dat er in voorgaande jaren enigszins
onzorgvuldig met de ramingen is omgesprongen, moet
ik erop wijzen dat zeker de eerst verantwoordelij
ke bestuurder daar niet in hoofdzaak schuldig aan
is geweest. Ik wil dit niet op een ander afschui
ven, maar ik ben van mening dat degenen die aan de
ene kant lof toegezwaaid krijgen, ook maar eens
een keer moeten horen dat er onzorgvuldigheid in
het spel is geweest! Op die manier worden de las
ten, die wij samen moeten delen, in gelijke mate
verdeeld.
De heer Crul heeft gezegd dat de tegenvallers
enigszins laconiek worden afgedaan en zeker niet
alleen aan de rijksoverheid te wijten zijn. Nu is
mij opgevallen dat de tegenvallers ook in de com
missie voor de financiën vrij laconiek zijn afge
daan. Wat moet men er over zeggen? Als de situatie
tegenvalt, kan men daar lang over lamenteren, maar
wij hebben gewoon medegedeeld hoe de toestand naar
ons inzicht is. De heer Crul heeft gezegd dat de
uitkering van het rijk 328.000,lager is ge
weest. Ik wijs erop dat een dergelijk bedrag in
een begroting van vele miljoenen guldens maar een
kleinigheidje is, maar ik kan overigens wel aan
geven waardoor dit verschil is veroorzaakt. Wij
maken onze berekeningen op basis van gegevens van
het centraal planbureau, de inzichten van de raad
voor de gemeentefinanciën en de toebedeling aan