22 MAART 1976
562
Wij maken onze berekeningen op basis van gegevens
van het centraal planbureau, de inzichten van de
raad voor de gemeentefinanciën en de toebedeling
aan het gemeentefonds. Uit dit alles leiden wij
af wat aan Breda zou toevallen. Een verdeling komt
tot stand per onderdeel, per hoofd van de bevol
king, aan de hand van de verfijningstoeberekenin-
gen etc. De toebedeling hoeft dan slechts een
fractie te verschillen om tot een ander resultaat
te leiden. Op deze manier is het verschil van
328.000,tot stand gekomen. Mijns inziens is
hier zeker geen onzorgvuldigheid in het geding;
het verschil is een gevolg van ons systeem waarbij
wij vroeg in het jaar ramingen maken, op basis van
algemene uitgangspunten die dan nog niet zó ver
fijnd zijn dat de gemeente precies weet wat zij
toebedeeld zal krijgen.
Overigens is er nog een andere tegenvaller,
ten bedrage van 500.000,Toen wij verleden
jaar met de opstelling van de begroting bezig wa
ren, hadden wij de verwachting dat wij bij het
ENWA-bedrijf iets meer van de verhoging van de
aardgasprijzen zouden profiteren en dat de voor
delen daarvan niet in zo hoge mate bij het rijk
terecht zouden komen. Wij verwachtten toen dat het
rijk als "grote broer" en hoeder van alle gemeen
ten voor de kleintjes zou opkomen en ook ons iets
zou doen toekomen, opdat wij onze taak zouden kun
nen vervullen. Uit besprekingen die wij toen voer
den, mochten wij afleiden dat wij inderdaad enig
resultaat zouden mogen verwachten, maar dat is
tegengevallen. Daarmee oefen ik geen kritiek op
het rijk uit, want ik neem aan dat de gang van
zaken mede een gevolg is van de omstandigheid dat
het rijk er steeds moeilijker voor kwam te staan.
Het rijk heeft het geld kennelijk harder nodig
dan wij er naar de mening van het rijk behoefte
aan hebben. Op rijksniveau heeft men echter de
beslissingsmacht en wij zitten meer aan de ont
vangende kant.
Ik weet niet hoe de heer Crul zijn opmerking