56
19 JANUARI 1976
van een analyse en een evaluatie van dat gebeuren.
Overigens ben ik van mening dat dat onvermijdelijk
tot dezelfde conclusies zou moeten leiden. Bij de
opstelling van de nota heeft men een ander proces
gekozen en een andere methodiek gevolgd: langs be
schrijvende weg hebben wij getracht inzicht te ge
ven in het feitelijk functioneren en daarmede te
vens in de knelpunten die zich bij dat feitelijk
functioneren voordoen. Het gaat er nu juist om dat
wij op basis van deze nota straks met elkaar die
knelpunten kunnen wegnemen. Ook vindt men in het
beschrijvende verslag de samenhang tussen de ver
schillende instellingen en activiteiten in het cul
turele veld. Men kan de schouwburg en het functio
neren van de schouwburg in onze stedelijke samenle
ving niet los zien van hetgeen er wordt ontwikkeld
en plaatsvindt bij de bibliotheek. Ook daar is ken
nelijk sprake van Kunst met een grote K.
In de nota heeft men met opzet niet tot in de
tails willen afdalen. Wij hebben de raad hoofdlij
nen willen presenteren, terwijl uiteraard bepaalde
details nog ter sprake moeten komen en nader moeten
worden uitgewerkt. Overigens acht ik de nadere uit
werking niet een zaak van de gemeenteraad als zoda
nig: naar mijn mening kan deze nadere uitwerking
beter geschieden met de betrokkenen en geïnteres
seerden. Wanneer de besluitvorming in goed overleg
het overleg kan kennelijk worden verbeterd
zal zijn voorbereid, zal zij aan de raad worden
voorgelegd.
In het hoofdstuk "veranderd en veranderend" is
het aankoop- en opdrachtenbeleid aan de orde geko
men. Met betrekking tot dit onderdeel heeft de heer
Van Asseldonk de vraag gesteld of nu niet reeds een
minimaal bedrag van 40.000,dient te worden
vastgesteld. Op basis van de voorzichtige ramingen
is in de nota aangegeven dat de bijdrage de eerste
drie jaar gemiddeld 40.000,per jaar zal zijn
en vervolgens ongeveer 75.000,Ik onderschrijf
de gedachte dat men met een bedrag van 40.000,