579 22 MAART 1976 toegestane grens te houden. Dit zal reeds een zware opgaven zijn. Ik verwacht dat de 1 %-stij- ging van de looncomponent dezelfde problemen zal opleveren. Ook daar zullen verwachtingen die men op grond van de vorige opzet had gevormd niet ge heel kunnen worden gehonoreerd. Wij moeten er te vens rekening mee houden dat de raad in de loop van het jaar nieuwe activiteiten op gang heeft gebracht die in 1977 zullen doorwerken. Er zijn in de loop van het jaar nieuwe uitgaven ten laste van de post "onvoorzien" gebracht, die effect op het budget voor 1977 zullen hebben. Wij zijn van mening dat de "armoede" waarmee wij op dit ogen blik worden geconfronteerd op de beste wijze zou worden verdeeld, als alle sectoren hun steentje bijdragen om tot een sobere, zuinige, efficiënte begrotingsopzet te komen, die ook nog hanteerbaar is. Als wij de ruimte in hoge mate inperken, zal men niet meer met de opzet kunnen werken. Het ge vaar is dat men niet met ambitie aan de begroting werkt, dat men het op een gegeven ogenblik niet meer ziet zitten en dat men met claims ten aan zien van de 2,5 %-ruimte komt. Op die manier ont staat naar onze mening een minder gunstige posi tie dan wanneer ons voorstel wordt aangenomen. Ik wijs de heer Crul er op dat wij met ons voorstel niet tot uiting willen brengen dat de ruimte eigenlijk niet groter zou moeten zijn. Wij zouden graag zien dat de ruimte groter was, maar naar onze mening leidt een evenwichtige benadering van de aan de begroting verbonden aspecten tot alternatief 3. Dat is onze opvatting in dezen. Ik meen dat het college de plicht heeft daarover ad vies uit te brengen; het laatste woord blijft aan de raad. De VOORZITTER: Het lijkt mij het beste dat nu achtereenvolgens een beslissing wordt genomen ten aanzien van het amendement van de heer Crul, de motie van de heer Crul en het voorstel van burgemeester en wethouders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 579