22 MAART 1976 610 Ik zou nog een korte opmerking willen maken naar aanleiding van het schrijven van de vakbewe ging, dat wij vanavond op onze tafel hebben gevon den, Ook wij spreken en wij doen dat nu niet voor het eerst onze zorg uit over de werkgele genheidssituatie in Breda en omgevingWij setten er toch nog wel wat vraagtekens bij of de raad nu het orgaan zou moeten zijn om in samenwerking met werkgevers en werknemers tot een overlegstructuur te komen. Zoals bekend mag worden verondersteld vindt er regelmatig overleg plaats tussen het bu reau economische zaken en het totale bedrijfsle ven, waarover de commissie steeds wordt geïnfor meerd. Bekend mag ook worden geacht dat de Pro vinciale Raad voor Werkgelegenheid bezig is met een inventarisatie van allerlei instanties en or ganen die zich op dit terrein bewegen. Het lijkt mij verstandig dat wijalvorens de raad dat over leg zou aangaan, eerst eens het advies van de Provinciale Raad afwachten. Dit alles neemt niet weg dat wij het zeer op prijs zouden stellen de visie van de vakbeweging op uw nota te vernemen. Wellicht geeft die visie aanleiding om daarover eens in de commissie economische zaken van ge dachten te wisselen. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik zal waarschijn lijk aanzienlijk sneller klaar zijn dan met de beantwoording, waarop ik mij had voorbereid. Het lijkt mij namelijk verreweg het verstandigste hele stukken van het door mij voorbereide verhaal te schrappen, maar ik geloof toch dat ik over dit stuk een paar algemene opmerkingen moet maken, met name omdat het wel een erg belangrijke kwestie is. De nota werkterreinen en het bijbehorende pread vies zijn bedoeld als een ondersteuning van het gehele werkgelegenheidsbeleid in het algemeen en van het beleid met betrekking tot de werkterrei nen in het bijzonder. Wij meenden dat dit het tijd stip was om dat aan uw raad voor te leggen en wel om twee redenen. In de eerste plaats is er een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 610