19 JANUARI 1976
61
de raad zal worden ingesteld, nog enige ruimte wil
laten om zelf in gezamenlijk overleg te bepalen op
welke wijze zij kan gaan functioneren.
Inzake het monumentenbeleid mag ik wederom ver
wijzen naar wat er bij de begrotingsbehandeling is
gezegd. Hier is een technische regeling in het ge
ding. Er zal in ieder geval een herijking van het
monumentenbeleid tot stand moeten komen, waartoe
wij een aanzet hebben gegeven. In het monumentenjaar
dat thans achter de rug is, is het begin van een
proces gecreëerd. Op het ogenblik is een ambtelijke
werkgroep bezig een monumentenbeleid te formuleren.
Bij voorbaat wil ik de raad elke illusie ontnemen
dat na afsluiting van de werkzaamheden van de werk
groep een optimale regeling tot stand zou kunnen
komen, want ook op dat ogenblik zullen hier nog wel
haken en ogen aan zitten. Ik hoop dat de raad er
een open oog voor heeft dat het gebied van de monu
mentenzorg in de laatste jaren zó snel is geëvolu
eerd, dat wij op dit ogenblik geen pasklaar ant
woord hebben. Het college heeft dit zonder meer er
kend en onderneemt op dit gebied activiteiten. Voor
de omstandigheid dat dit punt nu niet naast de cul
tuurnota óók in één jaar is geregeld, maak ik bij
voorbaat mijn excuses, maar dit heeft niet kunnen
plaatsvinden. Wanneer men dan ook op dit ogenblik
al gaat zitten mijmeren over de wijze waarop het
monumentenbeleid vorm zou moeten krijgen en over de
vraag wat er gebeurt wanneer een eigenaar zijn mo
nument gaat verkopen, wijs ik er bij voorbaat op
dat hier mijns inziens geen gemeentelijke regeling
in het geding is. Deze materie zal in ieder geval
bij de behandeling van de wet op de stadsvernieuwing
die aan de Tweede Kamer is aangeboden, aan de orde
komen. Ik hoop en verwacht dat dergelijke problemen
bij die gelegenheid centraal zullen worden geregeld.
De heer Gielen heeft gezegd dat hij met de fa
sering akkoord gaat maar gaarne wil weten wanneer
het voorstel met betrekking tot de structuur in de
raad aan de orde zal komen. Het college streeft er-