62 19 JANUARI 1976 naar die informatie en dat preadvies in maart door de raad te doen behandelen. De VOORZITTER: Thans zijn de beraadslagingen in tweede termijn aan de orde, maar ik zou in ieder geval graag om negen uur willen pauzeren. Is er ie mand die van de tot negen uur nog beschikbare tijd gebruik wil maken? De heer HENDRIKSEN: Bij de beantwoording van mijn vragen over de totstandkoming van de nota is de wethouder onder meer ingegaan op de functie van de culturele raad in het geheel van de inspraak. De culturele raad heeft volgens hem gezegd dat hij als inspraakorgaan de eerste verantwoordelijkheid zou dragen. Ik vind dat een college van b. en w. daarop dient te reageren door erop te wijzen dat het die eerste verantwoordelijkheid zelf draagt of dat het college en de culturele raad de verantwoor delijkheid samen dragen. Er dient dan mijns inziens een procedure op gang te komen, waarbij niet de ge meentelijke overheid als politiek verantwoordelijke instantie buiten spel staat maar waarbij er ook dui delijk tegen het college kan worden aangepraat, zo als bijvoorbeeld in de hoorzittingen over de bin nenstad is gebeurd. De wethouder heeft gesuggereerd daar ben ik toch echt wel een beetje kwaad over geworden dat wij in verband met de inspraak de culturele raad zouden "natrappen"; de voetbaltermen zijn weer niet van de lucht! Ik wijs dit volledig van de hand en meen dat het een unfaire uitlating is. Het enige wat ik hierover heb gezegd bestond eruit dat ik uit het verslag van de vergadering van de culturele raad met de commissie voor culturele zaken heb aange haald dat namens de culturele raad werd gezegd dat men de gang van zaken niet als werkelijke inspraak beschouwde maar een poging had gedaan om toch iets van de grond te brengen. Voorts heeft de wethouder gezegd dat de nota van onze kant kort en kernachtig wordt samengevat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 62