22 APRIL 1976 646 mee geschermd en het lijkt mij dat hij de getallen gewoon heeft. Ik vind dat hij een duidelijke func tie heeft en dat hij de getallen zou moeten weten. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Die getallen weet ik niet precies. Ik weet dat de verkoop ten op zichte van de ramingen wat tegenvalt, maar in hoe verre dat het geval is weet ik niet. Overigens kan ik de heer Jongeneel, als hij dat zou willen, die gegevens op korte termijn verstrekken. De heer JONGENEEL: Wanneer de wethouder dat wil doen, zou ik de gegevens graag willen hebben. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik zeg dat gaarne toe De VOORZITTER: Dat moet op een bepaalde ma nier gebeuren. Ik verzoek de heer Van Graafeiland nu eerst zijn betoog te vervolgen, dan zullen wij straks even kijken hoe ;dat zou moeten. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik meen dat het de raad duidelijk is dat wij dit bad hebben ge bouwd met bepaalde verwachtingen omtrent de ex ploitatie en de kosten die deze voor de gemeente Breda met zich mee zou brengen. Wij hebben ons jegens de hogere overheid verplicht het negatieve saldo op een bepaald niveau te houden, waar het overigens al belangrijk overheen is gekomen. Het zou mij heel wat zorgen doen missen als het bad zeer duidelijk zou gaan "leven" en als de bezoe kersaantallen een veelvoud zouden zijn van wat wij hebben voorzien. Dit neemt niet weg dat men ook deze aspecten in een financieel kader moet blijven bezien. Ik herhaal dat wij bij de samenstelling van de be groting voor 1977 enige kijk hebben op de mate waarin bij de huidige tariefstelling van het zwem bad gebruik wordt gemaakt. Ik ben bepaald nog niet zo ver als de heer Beckers, die veronderstelt dat een eventueel achterblijven van het bezoekers aantal bij de verwachtingen uitsluitend aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 646