677 22 APRIL 1976 zeggen. De exploitatieverliezen die zich voordoen, worden slechts in zeer beperkte mate verhaald. Dit heeft consequenties voor de gemeente, terwijl het teruggeven van het renteverlies aan de maat schappij tot gevolg zal hebben dat deze het be drag in haar eigen zak steekt. Geen enkele toe komstige huurder zal er te zijner tijd profijt van hebben, hoewel in de brieven wordt gesugge reerd dat dit wel het geval zal zijn. Het college kan met betrekking tot deze twee belangrijke aspecten, het ruimtelijke en het fi nanciële, eigenlijk geen antwoord geven, hetgeen ik overigens, aangezien de betrokken wethouder er niet is, wel kan aanvoelen. Wanneer er echter geen antwoord kan worden gegeven, moet men zich er in feite met een smoesje van afmaken en moet men een zeer belangrijke zaak op deze wijze tot een be slissing brengen. De C.D.A.-fractie heeft ten aanzien van de twee door mij genoemde aspecten geen enkel stand punt ter tafel gelegd. Zij is van mening dat wat de raad vroeger heeft besloten wel goed zal zijn. In dit geval is dat echter zo, want wij hadden in 1972 volkomen andere opvattingen over de ge wenste activiteiten in de binnenstad dan op dit ogenblik. Destijds hadden wij ook niet dezelfde kansen op subsidieverlening. Van de opmerkingen over de huisvesting maakt de wethouder zich op zeer laconieke manier af door te zeggen dat het ter tafel liggende voorstel niets te maken heeft met de afspraken die inhiel den dat de vroegere bewoners terug zouden mogen komen. Ik meen echter dat dit voorstel wel dege lijk onder die afspraken valt: het gehele gebied Leuvenaarstraat/Middellaan valt onder de inten tieverklaringen van deze raad, inhoudende dat de bewoners de mogelijkheid moeten hebben om terug te keren naar de plaats waar zij vroeger woonden, in een omgeving die hun aanspreekt. Ik zou er op nieuw met klem voor willen pleiten geen besluiten te nemen waar wij de draagwijdte niet van kunnen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 677