22 APRIL 1976
680
moet. er op dat punt duidelijkheid ontstaan.
Wethouder VAN GRAAFEILAND; Het voorstel dat
aan de orde is heeft betrekking op een bestem-
mingsplanwijziging om een andere bebouwing moge
lijk te maken dan in eerste instantie zou worden
gerealiseerd. Ik lees nergens, noch in het voor
stel, noch in de onderliggende stukken, dat deze
bestemmingsplanwijziging tot een exploitatiever
lies van 8 miljoen leidt. Dat is bepaald niet
het geval.
De heer CRUL; Het voorstel betreft helemaal
geen bestemmingsplanwijziging! Ik neem het overi
gens deze wethouder niet kwalijk dat hij steeds
in de fouten gaat, aangezien hij niet in deze ma
terie thuis is. Dit voorstel heeft betrekking op
de overeenkomst met een N.V. waarmee wij helemaal
niet meer hebben gecorrespondeerd. De wijziging
van het bestemmingsplan en de bouwplannen komen
in een latere fase aan de orde. Dit staat in de
derde alinea van het raadsvoorstel.
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Het voorstel
leidt tot een wijziging van de overeenkomst om
een andere bebouwing tot stand te brengen dan in
eerste instantie de bedoeling was. Ik doel hier
op bebouwing met een andere bestemming: de be
stemming was bebouwing voor handelsdoeleinden en
een hotel en wordt woonbebouwing. Naar mijn ge
voel leidt een en ander tot een bestemmingsplan
wijziging
Een essentieel element van de opmerkingen
van de heer Crul is mijns inziens dat als gevolg
van de hier voorgestelde wijziging van de over
eenkomst bij deze verkoop een exploitatieverlies
van 8 miljoen zou worden geleden. Dit blijkt
nergens uit het voorstel en het is dan ook vol
strekt niet het geval. Dat zich een exploitatie
verlies zou voordoen stond al vast; de gemeente
raad van Breda heeft daartoe reeds besloten. Het
enige effect dat hier aan de orde is betreft de