68 19 JANUARI 1976 reerde monumenten te behalen. Ik zeg niet dat dat zal gebeuren, maar de kans is in ieder geval aan wezig. Mijn verzoek is eens ambtelijk uit te laten zoeken in hoeverre men daar iets aan kan doen. Op het ogenblik heb ik hier te weinig inzicht in en ik wil ook niet zeggen dat de bedoelde mogelijkheid aanwezig is, maar deze gang van zaken wijs ik qua principe af. Ik zou willen vragen of dit alles eens nader kan worden uitgezocht. Wethouder SANDBERG: Mijnerzijds nog enkele korte kanttekeningen. Ik geloof dat de heer Hendrik- sen en ik het met betrekking tot de totstandkoming van de nota niet met elkaar zullen kunnen vinden. Het zij zo. Ik ga nog altijd van het standpunt uit dat het college in de voorbereiding van de besluit vorming van de raad een eigen taak heeft en in ie der geval voorbereidende maatregelen moet nemen. De heer Hendriksen heeft iets uit het verslag van de vergadering van de raadscommissie met de cul turele raad aangehaald. Hij heeft natuurlijk juist de zin aangehaald die hij wil gebruiken. Dat is voortreffelijk en ik kan het mij ook wel voorstel len, maar er staan in het verslag vele zinnen en ik zou eigenlijk met de eerste zin van dat verslag en van het advies van de culturele raad willen begin nen: ook die moet de heer Hendriksen in zijn be schouwingen betrekken. Vervolgens heeft de heer Hendriksen gezegd dat de faqade van de schouwburg en van "de Beyerd" moet worden afgebroken. Als er nu inderdaad verschil in maatschappijvisie in het geding is, geloof ik dat dit verschil hier tot uitdrukking komt. Wanneer de maatschappijvisie inhoudt dat men eerst alles moet afbreken omdat men pas op de puinhopen een nieuwe maatschappij kan bouwen, lopen onze inzichten uit een. De heer HENDRIKSEN: Als ik dat zou zeggen, zat ik hier niet voor de Partij van de Arbeid in de raad!

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 68