22 APRIL 1976 692 behandeling van de begroting niet hoefde te' worden opgehouden. In de commissie zijn voorts enkele dingen besproken die nu de heer Koertshuis aan de orde heeft gesteld. Over de inhoudelijke aspecten die hij in het midden heeft gebracht wil ik niet al te uitvoerig uitweiden, In de commissie heb ik toezeggingen gedaan, die ik hier graag wil herha len, Met betrekking tot de besluitvorming van de raad over het ter tafel liggende voorstel zal aan het bestuur van het woonwagencentrum een medede ling moeten worden gedaan. Bij die gelegenheid zal het college namens de commissie nu een en ander door de heer Koertshuis in de raad ter spra ke is gebracht, ook namens de raad -aandacht vragen voor twee problematiekenGedacht wordt hierbij in de eerste plaats aan het voorzieningen- peil, in welk verband in het bijzonder over de watervoorziening is gesproken. Overigens teken ik hierbij aan dat naar ik meen op het overloopkamp eveneens een elektriciteitsaansluiting aanwezig is, maar ik ben het met de heer Koertshuis eens dat het niveau van de dienstverlening erg laag is. Zoals gezegd is toegezegd dat in verband met de besluitvorming van vanavond in het bijzonder aandacht voor deze problematiek zal worden ge vraagd. Daarnaast is in de commissie een aspect aan de orde geweest dat de heer Koertshuis vana vond niet ter sprake heeft gebracht. Toegezegd is dat het college in dezelfde brief aandacht zou vragen voor de omstandigheid dat het gewenst is de voorbereiding van de begroting zo mogelijk op een vroeger tijdstip te doen plaatsvinden, opdat wij niet in april een besluit over een begroting van het lopende jaar moeten nemen. Met inachtneming van die twee toezeggingen is de commissie unaniem met de behandeling van dit raadsvoorstel akkoord gegaan en heeft zij over het voorstel een positief advies uitgebracht. Als de heer Jongeneel een en ander nog eens op een rijtje zet en in het verslag naleest, zal hij het naar ik meen met die conclusie eens moeten zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 692