717 22 APRIL 1976 voorkeur van de ter plaatse wonende ouders is? De VOORZITTER: Ik weet niet of ik alle gestel de vragen heb genoteerd, want het valt mij wat moeilijk een en ander al schrijvende bij te hou den. De heer Gielen heeft nog een vraag over de kwestie van het bouwteam gesteld. Er is afgespro ken dat vertegenwoordigers van de dienst jeugd en sport, van de dienst onderwijs en van het Katho liek onderwijs deel van het bouwteam zullen uit maken. Er is een gezamenlijk gesprek gevoerd, waarbij ook de vraag aan de orde is geweest of ie mand van Princenhage in het bouwteam zitting zou moeten nemen. De kwestie is toen nog niet helemaal uitgesproken, maar wij hebben wel toegezegd dat wij over het opnemen van iemand uit Princenhage nader beraad zouden plegen. In principe bestaat er geen enkel bezwaar tegen. Binnenkort zal worden nagegaan of het gewenst en mogelijk is dat in het bouwteam iemand uit de contactraad of een onder deel daarvan wordt opgenomen. Mevrouw Koek vraagt waarop de samenwerking tussen de scholen betrekking zou moeten hebben. Wij moeten ervan uitgaan dat de eigen identiteit van de school gewaarborgd blijft, maar ik kan mij voorstellen dat men op een aantal praktische vlak ken in hartelijke samenwerking zaken zou kunnen doen die voor het onderwijs van belang zijn. In zoverre voel ik mij als vertegenwoordiger van uw raad, als bestuurder van het openbaar onderwijs wel verplicht deze gedachte bij het schoolteam aan de orde te stellen. Ik meen dat deze gedachte mij nerzijds ook aan het andere bestuur zou kunnen worden overgebracht. Men moet echter bepaald niet de indruk hebben dat ik het zelf wil gaan doen; ik zou het ook niet kunnen en ik onderschrijf wat me vrouw Koek daarover zegt, namelijk dat de scholen zelf er vorm aan moeten geven. Men moet echter wel weten dat wij een dergelijke samenwerking daar waar het voor het onderwijs nuttig is en met be houd van de eigen identiteit van beide scholen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 717