729
22 APRIL 1976
Tegen de achtergrond van deze cijfers is de emo
tionele reactie van de heer Van Dun de vorige keer
alleen te begrijpen vanuit een gevoel van onmacht
om de sociale woningbouw ook werkelijk prioriteit
te geven en niet alleen met woorden. Het is dan
ook de hoogste tijd voor bezinning op dit punt en
daarom vinden wij dat wij voorrang moeten geven
aan de sociale woningbouw in de Zwijnsbergen-
straat. Wij zouden u willen vragen of de woning
bouwverenigingen in het verleden betrokken zijn
geweest bij de procedure, of met hen overleg is
gepleegd en of zij interesse hebben voor woning
bouw op dit gebied. Hoe verklaart het college deze
achterstand op het gebied van de sociale woning
bouw overigens gedurende deze periode? Welke
plannen zijn er op korte termijn? Om hoeveel wo
ningwetwoningen gaat het? Waar worden zij gesitu
eerd? Hoe is de verhouding hoogbouw-laagbouw? De
ze vragen zouden vanavond beantwoord moeten wor
den, maar wat dat betreft vrees ik het ergste.
Aan deze vragen zou ik een verzoek aan het colle
ge willen koppelen dat in een motie is vastge
legd om op korte termijn een meerjarenplan so
ciale woningbouw aan de raad voor te leggen, waar
in naar onze mening uiteraard ook de Zwijnsbergen-
straat zal moeten worden opgenomen. Vanzelfspre
kend zou dat meerjarenplan sociale woningbouw in
overleg met de belanghebbenden, bijvoorbeeld de
woningbouwverenigingen, moeten worden opgesteld.
De heer TEN WOLDE: Mag ik u even interrumpe
ren? Wij moeten in de commissie ruimtelijke orde
ning constateren dat wij bij elk bestemmingsplan,
waarin een aantal huizen wordt gebouwd dat toe
vallig niet in de sociale sector ligt, opnieuw
ditzelfde verhaal met dezelfde cijfers te horen
krijgen. Ik heb in de commissie heel duidelijk ge
zegd dat de totale woningbouw een kwestie is van
planning in totaliteit en niet van planning per
onderdeel, waarbij dan opmerkingen worden gemaakt
in de zin van "het college doet niets aan sociale