754
26 APRIL 1976
zeer goed mogelijk.
De heer VAN BANNING: Van de kant van het col-
lege werd zojuist over een kraamheer gesproken en
nu hoor ik de heer Suurmeijer iets over een moei-
lijke bevalling zeggen. Ik ga niet op die manier
door, want dan zit ik straks in een abortuszaak
en daar voel ik niet zo veel voor!
Sprekend over de kantorensector moet ik al
lereerst zeggen dat het van een misvatting zou
getuigen ook de heer Suurmeijer heeft daarover
gesproken -- als wij bij een afzonderlijke bespre-
king van de nota over de te realiseren werkgele-
genheid in de kantorensector de conclussie zouden
trekken dat de werkgelegenheid in de industrie
dan wel in andere sectoren van minder belang wordt
geacht. In de raad heb ik al eens eerder betoogd
dat er in dezen geen "of-of"-situatie in het ge
ding is. Wij bespreken thans één van de factoren
in het kader van de werkgelegenheid, een factor
die afzonderlijke aandacht verdient, zoals ook de
werkgelegenheid in de industriële sector meer dan
eens de volle aandacht heeft gehad en in de toe
komst bij voortduring zal krijgen. Ik wil hier dan
ook gaarne verklaren dat de C.D.A.-fractie met de
door het college aangeboden nota gelukkig is. Wij
kunnen ons met de door b. en w. beschreven be
leidsuitgangspunten verenigen. Het is correct dat
een belangrijke component daarvan wordt gevormd
en moet worden gevormd door het zorgdragen voor
en het bevorderen van de werkgelegenheid van de
eigen beroepsbevolking.
Het is meer dan vanzelfsprekend dat de aanpak
van de bestaande problematiek ook moet kunnen wor
den bevorderd in stadsgewestelijk of gewestelijk
verband. Dit neemt echter niet weg dat wij een
eigen verantwoordelijkheid hebben, die hierdoor
niet vermindert. Ik doel hier op de verantwoor
delijkheid van de Bredase bestuurderen voor de
eigen stedelijke situatie. Dit klemt te meer als
een bovengemeentelijke aanpak voorhands beperkt