762
26 APRIL 1976
arbeidsplaatsen kunnen doen stagneren. Naar onze
mening moeten de feitelijke ontwikkelingen, die
een daling van het aantal arbeidsplaatsen in de
industrie en de landbouw en een groei van het aan
tal arbeidsplaatsen in de dienstensector laten
zien, zeer serieus in de bepaling van het beleid
worden betrokken, maar deze ontwikkelingen mogen
niet de enige bepalende factor vormen. Indien de
feitelijke ontwikkelingen tot ongewenste situaties
lijken te leiden, dienen deze door een ombuiging
van die ontwikkelingen ongedaan te worden gemaakt.
De vooruitberekening van percentages arbeidsplaat
sen in de dienstensector leidt tot een percentage
van 62 in 1987. Naar onze mening is dit niet aan
vaardbaar. De samenstelling van de Bredase be
roepsbevolking verzet zich hier tegen, evenals de
door het college geformuleerde voorwaarde "stre
ven naar op opleidingsniveau en preferentiepatroon
toegesneden arbeid". Hoe belangrijk de kantoren
sector ook is, het gemeentelijk beleid mag er niet
op gericht zijn meer kantoren aan te trekken dan
redelijkerwijs voor de Bredase beroepsbevolking
noodzakelijk mag worden geacht. Breda hoeft geen
klerkenstad te worden. Breda hoeft niet te stre
ven naar huisvesting van alle functies in de dien
stensector die in West-Brabant maar één maal voor
komen. Dit frustreert de werkgelegenheid in ande
re Westbrabantse plaatsen en leidt tot ongewenste
groei van de op Breda gerichte pendel.
Het gevaar dat Breda zijn van rijkswege voor
gestelde taak als opvangplaats voor randstedelin
gen niet kan uitvoeren, is duidelijk aanwezig.
Deze taak houdt in: het bieden van woonruimte,
werk en voorzieningen. In het bijzonder ten aan
zien van het aantal aan te bieden arbeidsplaatsen
bestaan grote onzekerheden. Voorts zijn er vragen
met betrekking tot de soort arbeidsplaatsen die
nodig is. De sector waarin arbeidsplaatsen worden
gecreëerd moet worden afgestemd op de vraag van
de overloopgroep. Deze groep dient naar onze me
ning vooral te bestaan uit mensen die in de rand