770
26 APRIL 1976
raming die een maand geleden is behandeld. Het
getuigt dan ook van een misvatting als de heer
Dreef zegt dat het tijd wordt dat wij hier iets
aan gaan doen. Er is iets aan gedaan en dat heeft
tot besluitvorming in deze raad geleid.
In de uitgangspunten voor de selectie treft
men aan dat wij werkgelegenheid willen creëren
die is afgestemd op de waarschijnlijke ontwikken
ling van de beroepsbevolking, oftewel op de soort
arbeidsplaatsen die wij in de komende jaren nodig
denken te hebben, zowel uitgaande van de landelijk
ke ontwikkeling van de gehele arbeidsmarkt, als
rekening houdende met de wijze waarop de gemeente
Breda daarop kan reageren. Basisindustrieën horen
eigenlijk in Breda niet thuis. Wij hebben daarvoor
het industrieterrein Moerdijk aan de grenzen lig—
gen. In dat gebied, waar plaats is voor de basis—
industrie die een grote terreinbehoefte heeft,
kunnen de milieu-eisen enigszins anders zijn dan
op onze industrieterreinen, die nagenoeg aan
woongebieden grenzen, teneinde zo veel mogelijk
de integratie van wonen en werken te bewerkstel—
ligen. Een en ander vereist dat men ten aanzien
van vestigingskandidaten een selectiever beleid
voert dan bijvoorbeeld op het industrieterrein
Moerdijk. Dit is logisch en naar onze mening vol
komen terecht. Wanneer men ter beperking van bij-
voorbeeld afstanden integratie nastreeft, houdt
dit in dat men bij de selectie de nodige criteria
moet stellen.
In dit verband heeft de heer Dreef gezegd
dat in de uitgangspunten voor de selectie het so-
ciaal statuut niet voorkomt, hetgeen juist is. Ik
meen dat wij bij de behandeling van de begroting
voor 1976 uitgebreid over het sociaal statuut heb
ben gesproken. Bij die gelegenheid is mijns in^
ziens volstrekt niet gezegd dat van een sociaal
statuut nimmer sprake zou kunnen zijn. Overigens
zijn wij van mening dat een dergelijk statuut op
het ogenblik niet aan de orde hoeft te zijn. Voor
hetgeen in een sociaal statuut zou kunnen worden