772 26 APRIL 1976 willen wij alle gewenste voorzieningen treffen. De heer Dreef heeft over de maximalisatie van factoren gesproken. Wat hij heeft gezegd, kan zijn mening zijn; wij zijn van mening dat door de bank genomen geen maximalisatie van de situatie plaatse- vindt maar dat de behoefte op reële wijze wordt benaderd. In de hoofdstukken 4 en 5 wordt aandacht be steed aan de vestigingsplaatsfactoren, zoals wij deze hebben onderkend als deel uitmakend van het geen vestigingskandidaten willen, alsmede aan de ruimtelijke vertaling van die behoefte. Zojuist heb ik nog even contact gehad met mijn collega van ruimtelijke ordening, die van mening is dat ik tevens op de ruimtelijke aspecten van de nota kan ingaan, hetgeen ik graag zal doen. De heer Suurmeijer heeft in dit opzicht enkele opmerkingen gemaakt. Hij heeft gezegd dat op de behoefte wordt ingespeeld en dat de vestigingsfactoren basis zijn geweest voor de ruimtelijke vertaling. Voorts heeft hij opgemerkt dat het terrein aan de Dr. Ba tenburglaan om een invulling vraagt. Hoewel deze opmerking bezijden de ter tafel liggende nota is, ben ik blij dat zij is gemaakt. Uit de nota blijkt dat wij met betrekking tot alle plannen die wij nu maken, geen enkel bezwaar hebben tegen bijsturing- gen die gewenst zouden zijn als in de toekomst zou blijken dat de werkelijke ontwikkeling afwijkt van onze huidige verwachtingen. De vertaling van de behoefte aan terreinen heeft inderdaad geleid tot onze aandacht voor het terrein aan de Dr. Baten burglaan en een bestemmingsplanwijziging^ waar door het draf- en renbaan-terrein voor kantoren vestiging kan worden bestemd. Een argument wordt in dezen gevormd door de omstandigheid dat het in dit opzicht geschiktste terrein in de Haagse Beem den zowel met betrekking tot het wonen in de Haagse Beemden als met betrekking tot de kantoren sector pas voor uitgifte gereed is op een ogen blik waarop wij de boot waarschijnlijk al lang hebben gemist.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 772