26 APRIL 1976
773
De heren Van Banning, Dreef en Suurmeijer
hebben om verantwoorde oplossingen voor de ver
keerssituatie gevraagd. De heer Van Banning maakte
de opmerking dat de nota te dien aanzien wat pover
is, waarin ik hem gelijk kan geven. Dit aspect is
inderdaad niet uitgewerkt. Van het terrein aan de
Dr. Batenburglaan is een tekening gemaakt om een
suggestie te geven van hoe het zou kunnen. Het is
echter duidelijk dat de wijze van aan- en afvoe
ren van degenen die ter plaatse gaan werken ver
dere studie zal vergen en zo nodig nog in de sec
tor ruimtelijke ordening aan de orde zal moeten
komen. Het terrein aan de Dr. Batenburglaan omvat
7 ha, zodat men niet van een kantorenpark doch
van "een aantal kantoren bij elkaar" zou kunnen
spreken. Met iets dergelijks is in allerlei steden
ervaring opgedaan. Uit de wijze waarop een en an
der stedelijk is ingepast moet de heer Dreef heb
ben kunnen afleiden dat wij de vraagstukken van
centralisatie en decentralisatie van kantoorter
rein ampel hebben overwogen. Wij zijn daar lang
durig bij blijven stilstaan en wij zijn tot de
conclusie gekomen dat het het beste is naar een
soort van gebundelde deconcentratie te streven,
waarvoor wij de volgende argumenten hebben. In de
eerste plaats: als men de vestigingseisen in acht
neemt, is slechts een beperkt aantal terreinen
geschikt om tot kantoorterrein te worden aangewe
zen. In de tweede plaats dient men tot effectivi
teit in de gronduitgifte en het grondgebruik te
komen,
Het is niet de bedoeling inzake de verdeling
van de ruimte over de binnenstad en het gebied
daarbuiten de cijfers te wijzigen. De rapportage
omtrent de binnenstad laat er geen enkele twijfel
over bestaan dat de werkgelegenheid die wij in de
binnenstad hebben geprojecteerd nuttig en nodig
is, zowel uit werkgelegenheidsopzicht als ten be
hoeve van de belevingswaarde van de binnenstad.
Wij menen dat hierover in die vertaling alles is
gezegd wat erover te zeggen valt.