774
26 APRIL 1976
De heren Van Banning, Suurmeijer en Dreef
hebben gesproken over bijsturingsmogelijkheden.
Met betrekking tot het terrein aan de Dr. Baten—
burglaan zal zeker niet verder worden gegaan dan
de oppervlakte waarmee thans rekening wordt ge
houden. Dat is bepaald niet onze bedoeling.
Met de effecten die van een eventuele latere
bestemmingswijziging zullen uitgaan, zullen wij
inderdaad rekening moeten houden. Als wij nu de
bestemming "kantoorterrein" voorzien, zullen wij
in een vroegtijdig stadium moeten kunnen onder
kennen dat die bestemming moet kunnen worden ge
wijzigd om eventuele negatieve effecten die dui
delijk aan bestemmingsplanwijziging verbonden
zijn, zo gering mogelijk te maken. Bijsturen is
op zichzelf heel goed, maar het heeft natuurlijk
ook negatieve aspecten.
De heer Dreef heeft gevraagd een extra raads
vergadering te beleggen om de totale situatie te
bespreken. Hij wil alle nota's de oktobernota
van 1973, de additionele raming van februari 1976
en de ter tafel liggende kantorennota bij die
gelegenheid weer eens gaan bespreken, hetgeen mij
niet juist lijkt. Wij proberen met de raad in dit
opzicht en in alle opzichten tot besluiten te ko
men, in welk verband het m.i. onjuist is op enig
ogenblik alles weer ter discussie te stellen,
aangezien het juist de bedoeling is enige punten
vast te leggen, opdat het college op basis daar
van verder kan werken. Overigens zeg ik gaarne
toe dat ik bereid ben de totale werkgelegenheids-r
situatie nog eens aan de orde te stellen. Ik meen
dat daarvoor de behandeling van de begroting voor
1977 een goede gelegenheid biedt. Op dat ogenblik
zullen wij intern weer de nodige "lucht" hebben
en zullen wij over voldoende overzicht van een en
ander beschikken. Wij zullen dan naar ik meen zo
wel de secundaire als de tertiaire sector de re
vue kunnen laten passeren.
De heer VAN BANNING: Kort geleden ben ik op