26 APRIL 1976
777
aandringen dat wij in het creëren van onze voor
waarden zeer selectief zijn. Laten wij voorts
luisteren naar wat de rijksoverheid, die naar ik
meen toch ook zorg voor de werkgelegenheid heeft,
ons in dezen te zeggen heeft.
Ik ben het met het lid van het college dat
antwoord heeft gegeven, eens dat wij niet volgen
de week of volgende keer weer in de raad over de
werkgelegenheid moeten spreken. Laten wij nu eens
gaan doen wat ons te doen staat en laten wij dan
op een rustig ogenblik zonder nochtans de waak
zaamheid ook maar even te laten verslappen of niet
in te springen als het nodig is bijvoorbeeld
bij de behandeling van de begroting voor 1977 weer
eens in ruime zin over de werkgelegenheid spreken.
Met de bespreking van de nota over de werk
gelegenheid in de kantorensector wordt mijns in
ziens geen nadeel aan mensen in de industriële
sector berokkend. Tot slot zou ik erop willen wij
zen dat voer mij een klerk evenzeer een goede ar
beider is als degene die werkzaam is in de indus
triële sector en omgekeerd. Gaarne verlenen wij
steun aan de nota van b. en w.
De heer WELSCHEN: Ik wil van onze kant in
tweede termijn een aantal opmerkingen maken, hoe
wel de heer Dreef ons betoog straks nog wel zal
vervolgen.
Door de andere fracties, in het bijzonder
door de heer Suurmeijer, zijn enige verwijten ge
maakt over een soort vertragingstactiek die wij
zouden willen hanteren bij aanvaarding van de ter
tafel liggende rapporten. Deze verwijten zijn
naar onze indruk niet helemaal terecht.
De heer SUURMEIJER: Er is geen sprake van
vertragingstechniek. Eerder is naar ik meen be
sluiteloosheid in het geding.
De heer WELSCHEN: Wij hebben met de V.V.D.-
fractie al eerder een discussie gevoerd over de
vraag of men belangrijke besluiten erg snel moet