26 APRIL 1976 781 stellen houdt meer direct verband met de kante- rennota en de stimulering van de industriële werkgelegenheid in Breda, Volgens de commentato ren achter de collegetafel en in de andere frac ties zou de heer Dreef geen gelijk hebben met zijn bewering dat het college een lijn volgt die het gevaar van verwaarlozing van de industrie in zich houdt. Wij zijn er echter nog niet zo zeker van dat die verwaarlozing niet zal optreden. Wanneer het college inderdaad met een beperkt acquxsitie- apparaat aan mogelijke vesuigingskandidaten moet gaan "trekken", wanneer b. en w, van mening zijn dat in het bijzonder in de kantorensector uit breiding mogelijk is en wanneer zij de kantoren sector voor Breda duidelijk taakstellend vinden, ziet het er toch naar uit dat de "effort" van Breda voornamelijk op die kantorensector zal wor den gericht. Ik gebruik maar dezelfde term als de wethouder; dan weet hij waar ik het over heb. Ik weet wel dat het college de industriële sector niet wil verwaarlozen, maar het is de vraag waar toe het in staat is. Daarnaast wordt er om Breda heen een soort image gebouwd waaruit moet blijken dat Breda toch wel uiterst geschikt is als kantorenstadOp al lerlei manieren wordt dit tot uiting gebracht en het wordt West^Brabant eigenlijk maar opgelegd. Telkens wordt gezegd dat Breda geschikter is en dat Breda in dit opzicht de belangrijkste plaats in West^Brabant is. Nu stelle men zich voor dat deze claim uit West-Brabant wordt gehonoreerd. In een streekplan kan dan sprake zijn van werkgele genheid in verschillende kernen; constaterende dat Breda graag kantorenvestiging heeftkan men zich voornemen daarbijvoor zover men het beleid kan beïnvloeden, te helpen. In dat geval zal ech ter niet óók nog eens de industriële sector zich in Breda vestigen. Aangezien er in West-Brabant andere grote plaatsen zijn die bijvoorbeeld in de richting van een groeistad willen, lijkt het ons uiterst onwaarschijnlijk,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 781