26 APRIL 1976 797 weten wat nu volgens de wethouder in dit verband belangrijker is: dat de betrokkenen advies geven op grond van hun emotionele betrokkenheid bij de zaak die dan tot uiting komt op een bepaalde toon die de gehele muziek maakt of dat zij dit doen op grond van hun naar wij hopen zo mogelijk waardevrije deskundigheid? Ik teken hierbij aan dat ik persoonlijk meer voel voor deskundigheid in een adviescommissie dan voor alleen emotionele betrokkenheid. De praktijk van adviescommissies los van politieke partijen leert en leerde in het verleden dat de mate van deskundigheid beslissend is voor een grote bestaanszekerheid van dergelij ke commissies en dat de mate van emotionele be trokkenheid daarvoor stellig niet bepalend is. Ik kom tot mijn vierde opmerking en enkele daarbij passende vragen. Als ik het goed heb be grepen, is aan de culturele raad gevraagd zich over de verdere criteria welke kunnen dat zijn? en over de wijze van samenstellen welke kan dat zijn? te beraden en er advies over uit te brengen. Wanneer dit is gebeurd, zou dat advies mede in de commissie voor algemene za ken kunnen worden besproken. In dit verband zou ik willen vragen hoe wij aan de zes personen ko men waarmee de cultuurcommissie in den vervolge zal moeten optrekken. Wie oordeelt over hen? In de vijfde plaats het volgende. In de com missie cultuur heeft de wethouder bij herhaling gezegd dat de nu voorgestelde commissie ex arti kel 62 een experiment isIk zou gaarne namens mijn fractie willen vragen hoe hard deze verzeke ring is en hoe lang het experiment zal duren. Zou men in dit geval niet hetzelfde kunnen zeggen als hetgeen men zo vaak met betrekking tot experimen ten in de overheidssector moet constateren, name lijk dat zij bij voorbaat al als geslaagd zouden kunnen worden beschouwd, of gaat dit te ver? Tot slot een zesde kanttekening. Ik weet uit ervaring dit zal ongetwijfeld alle aanwezigen bekend zijn dat in ons confessionele politieke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 797