800 26 APRIL 1976 een opmerking van de heer Visser moet men vraagtekens zetten bij een steeds verder opdelen van de culturele sector in verschillende commis sies ex artikel 61 en ex artikel 62. Op dit punt moet men mijns inziens voorzichtig te werk gaan teneinde te voorkomen dat men een verbrokkeling in de hand werkt, te meer daar de samenhang, die de verbrokkeling zou moeten tegengaan, ons nog niet duidelijk voor ogen is gesteld. Een ander aspect is dat de commissie ex ar tikel 62 zich met beleidsvoorbereiding zou bezig houden. Men kan er lang en breed over spreken wat beleidsvoorbereiding is, maar zoals de huidige commissie op dit ogenblik werkt ik denk dat dat voor zeer veel commissies geldt is men niet zo zeer bezig met beleidsvoorbereiding maar veeleer met beleidscontrole. Men bespreekt be leidsvoorstellen in plaats van dat men van het begin af aan kan meedenken over het beleid dat zal worden geformuleerd. In dit verband verwijs ik naar de situatie die zich in het verleden met betrekking tot de cultuurnota heeft voorgedaan: de commissie cultuur werd pas ingeschakeld toen de cultuurnota "panklaar" was en van de drukker kwam. Ook hebben wij vraagtekens geplaatst bij de instelling van een commissie ex artikel 61 voor de Beyerd. Naar onze mening deden zich te dien aanzien allerlei problemen voor, die vooral neer kwamen op een verenging van het werkterrein van de Beyerd ten opzicht van de visie die door de culturele raad in zijn rapport over de functie van de Beyerd waren neergelegd. Ik meen dat een en ander ongeveer in 1972 heeft plaatsgevonden. Mart Jongeneel heeft indertijd deel uitgemaakt van de desbetreffende commissie en kan daar nog steeds met voldoende enthousiasme en gloed over praten. De gloed en het enthousiasme die toentertijd in de voorstellen voor de Beyerd werden gelegd, vindt men in het ter tafel liggende voorstel eigenlijk niet meer terug. In het verleden is men er sterk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 800