802
26 APRIL 1976
der enigszins geridiculiseerd. Hij zei dat de
voorstellen die in de nota staan, eigenlijk al
lang bij het college bekend waren en dat er dus
niets nieuws in het geding was. Dit beklemtoont
de kant die wij met de behandeling van de nota van
het provinciaal opbouworgaan uit gaan. Het is
jammer dat wethouder De Raaff door ziekte afwezig
is, maar de vertraging die daarin in het verleden
is opgetreden, is niet te wijten aan zijn ziekte;
ik denk overigens dat dit wel voor de huidige
vertraging geldt.
In de nota van het provinciaal opbouworgaan j
wordt ingegaan op evaluatie van de activiteiten
van de commissie ex artikel 62, op evaluatie van j
de activiteiten van alle andere commissies en op
de vraag of men verder moet gaan met het opzetten 1
van instituties of dat men de activiteiten op
projectgroepen zou moeten richten. Dergelijke as- i
pecten zijn voor het welzijnsgebied van essenti- 2
eel belang en zijn een discussie meer dan 100 n
waard. Als een dergelijke discussie zou zijn ge-
voerd, hadden wij een veel duidelijker zicht kun- -c
nen hebben op de beslissingen die wij vandaag c
gaan nemen.
Het voorstel men kan overigens de vraag 1
stellen waarom het geen twéé voorstellen zijn 1
bevat allerlei positieve elementen. Zo zal de bur- c
gerij bij de gang van zaken worden betrokken en c
zullen verantwoordelijkheden van het college en
van een raadscommissie zullen worden afgestaan. 6
Er zal enige decentralisatie ontstaan, terwijl
het beleid inzake de Beyerd beter zal kunnen wor
den georganiseerd. Deze elementen worden door on- c
ze fracties gewaardeerd, aangezien zij aansluiten J.
op vragen vanuit het culturele veld en op activi-
teiten die zouden moéten kunnen starten. Een en n
ander houdt verband met de democratisering van j
het stadsbestuur, die ook de essentie van het be- s
toog van de heer Visser vormde.
De democratisering van het stadsbestuur is c
natuurlijk een onderwerp dat ons zeer ter harte