26 APRIL 1976 803 gaat. De heer Visser heeft gezegd dat hij op dit punt door de progressieven is bekeerd en veel pro gressiever is geworden. Even later zei hij echter dat hij huiverig is geworden voor uitbreiding met niet-raadsleden; wat hij daaronder verstaat zal ik graag in tweede termijn vernemen. In ieder geval zitten de heer Visser en ik wat de democratisering van het stadsbestuur betreft naar ik meen op één lijn met de opvatting dat men aan deze democrati sering een zo juist mogelijk jasje moet geven. Ook in de cultuurnota, die door de raad is aangenomen en waarop wij voortborduren, wordt als uitgangspunt een fundamentele democratisering van het gebeuren in Breda gegeven. Wanneer een derge lijk uitgangspunt wordt genomen, rijst tegelijker tijd de vraag welke mogelijkheden de burgers nu werkelijk in de commissies krijgen. Hoeveel infor matie zullen de burgers ontvangen en in welke mate zullen zij "achteraan komen hobbelen" op de infor matie waarover mensen van politieke partijen be schikken die door hun partijen worden gevoed en allerlei contacten hebben? Op al die problemen is ook in de commissievergadering gewezen. Centraal staat de vraag op welke wijze men aan de democra tisering inhoud geeft en of men bereid is aan de te ondernemen experimenten een zodanige inhoud te geven, dat het werkelijk experimenten worden die op een gegeven ogenblik een evaluatie mogelijk ma ken waaruit men kan concluderen op welke punten een goede en op welke punten een verkeerde gedrags lijn is gevolgd. Dit alles heeft onze fracties doen denken aan de gebeurtenissen die zich met betrekking tot de kort geleden ingestelde commissie ex artikel 62 voor de Hoge Vucht hebben voorgedaan. In die com missie is op een gegeven ogenblik betoogd dat het provinciaal opbouworgaan zou moeten worden inge schakeld om op basis van een regelmatige evaluatie van het functioneren van beide thans in te stellen commissies, deze commissies van advies te dienen. Ik gebruik hier de woorden van het desbetreffende

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 803