806 26 APRIL 1976 morgen waarschijnlijk weer achter. Ik heb eerder in deze vergadering verteld dat ik de heer Wentink bij de federatie van de vakbeweging had gehoordf maar ik bedoelde bij het N,K,V, Ook de B,R,I,M. heeft opdracht gegeven voor een studie als in de motie wordt bedoeld, Sommige wetenschapsmensen vragen enkele maanden om een goed resultaat te kunnen presenteren waar men iets aan heeft. Gelet op al deze motieven hebben wij op het ogenblik geen behoefte om de motie te ondersteunen. Overigens weet de heer Dreef uit hoofde van een andere functie dat de door mij bedoelde opdracht is gegeven en dat het raadzaam zou zijn ook over de daarmee samenhangende gegevens te beschikken. De VOORZITTER: De opvattingen over de motie en het amendement liggen thans ter tafel. Er is een suggestie gedaan, inhoudende dat de formulering van het amendement aan het door het college voor gestelde besluit zou kunnen worden toegevoegd, Uit de tekst van het amendement die ik vóór mij heb liggen blijkt dat dit niet de bedoeling is, tenzij dat door de fracties van P.v.d.A. en P.P.R, in een ander licht wordt gezien. De heer WELSCHEN: Het amendement is een lo gisch vervolg op de motie. Het komt er op neer dat wij het rijkelijk vroeg vinden om nu al dergelijke beslissingen te nemen. Wij willen de kantorennota inderdaad als een studie en niet als een direct bruikbaar beleidsplan hanteren. Ik moet wat dat betreft de C.D.A.-fractie dus teleurstellen. De VOORZITTER: Het amendement heeft derhalve geen betrekking op een toevoeging. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Uit de inhoud van de beantwoording in eerste en tweede termijn is gebleken dat het college geen behoefte heeft aan de ingediende motie en evenmin aan het amendement. De motie van de heer Dreef wordt vervolgens in stemming gebracht en met 19 tegen 13 stemmen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 806