808 26 APRIL 1976 zich nu schept om in de toekomst aan handhaving of uitbreiding van de industriële werkgelegenheid te werken, ondanks de geringe instrumenten die Breda door gebrek aan afspraken met andere West brabantse gemeenten tot zijn beschikking heeft, ondanks het feit dat in de notitie paragrafen zijn opgenomen over de Haagse Beemden en de bin nenstad waarmee wij niet akkoord gaan, zullen on ze fracties toch met het voorstel meegaan, zij het zeer schoorvoetend. Het scheppen van werkge legenheid mag op dit ogenblik alleen bij uiter ste noodzaak worden vertraagd en wij zijn van me ning dat die uiterste noodzaak thans niet aanwe zig is. Wij hebben hiervoor de volgende argumenten. Op de eerste plaats kunnen de beleidsvoornemens die in de kantorennota zijn verwoord op elk ogen blik nog worden bijgestuurd. Op de tweede plaats is een toezegging gedaan met betrekking tot een ruimere discussie over de werkgelegenheid bij de behandeling van de begroting voor 1977; in deze discussie kan aandacht worden geschonken aan de feitelijke situatie van dat ogenblik, alsmede aan de tussen nu en het ogenblik van de begro tingsbehandeling met het bedrijfsleven te voeren besprekingen. Tot slot is toegezegd dat van de kant van het Bredase gemeentebestuur zal worden geprobeerd de industriële sector èn de kantoren sector beide de grootst mogelijke prioriteit te geven. Al deze argumenten tezamen brengen ons er toe schoorvoetend met het voorstel akkoord te gaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het v-oorstel van burgemeester en wethouders besloten. Aan de orde is voortzetting van de behandeling van: 37. bijlage nr. 131. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OVER

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 808