26 APRIL 1976
821
ongeacht of zij de bibliotheek, de Beyerd of enig
ander orgaan besturen van nature enigszins ge
neigd zijn "de eigen winkel te willen gaan 'runnen"
Ik denk hier aan het verschijnsel dat commissies
ex artikel 61 met voorbijzien aan andere knelpun
ten in dezelfde sector of financiële noden bij de
zusterinstellingen elk hun eigen graantje meepik
ken en derhalve tegen elkaar opbieden. Ik geloof
dat dit verschijnsel zich inderdaad wel kan voor
doen, hoewel ik er aan de andere kant op wijs dat
het onze ervaring met de commissie voor de bibli
otheek is dat men er daar wel begrip voor heeft
dat de gemeente Breda meer te doen heeft dan al
leen geld voor de bibliotheek te voteren. Ons is
gebleken dat men inziet dat de uitbreiding van de
bibliotheek in een redelijke verhouding tot de ex
pansieve mogelijkheden van de gemeente Breda moet
staan. Overigens zitten er ook raadsleden in de
commissie. De commissie ex artikel 62 heeft als
beleidsadviserend orgaan daarnaast mijns inziens
juist de taak boven al die "winkeltjes" uit de
kijken en te proberen de samenhang in de sector
cultuur, die de heer Hendriksen getuige zijn op
merkingen zo slecht ziet, tot stand te brengen.
De heer VISSER: Ik dank de wethouder harte
lijk voor zijn beantwoording. De heer Van Assel-
donk heeft over een 8-3 verhouding gesproken maar
het kan natuurlijk ook 6-5 zijn. In de huidige
raadscommissie voor culturele zaken zijn wij het
vaak eens; daarom werkt men daar ook zo plezierig.
Stel nu dat wij er zes burgers bij krijgen die het
niet met ons eens zijn, hoe gaat het college dan
behandelen? Ik geloof niet dat de huidige commis
sieleden voor de zes nieuwe burger-commissieleden
zullen hoeven te wijken, zodat ik mij kan voor
stellen dat de oude raadscommissie zal worden "ge
mengd" met de nieuwe culturele raad. Ik ben daar
bijzonder huiverig voor en ik zou daar voor willen
oppassen. In ieder geval: er is hier een experi
ment in het geding en ik hoop dat het experiment