822 26 APRIL 1976 slaagt. Van de koppeling van de commissie ex artikel 61 en ex artikel 62 en van de motivering alsof het een kwestie van fundamentele democratisering is, begrijp ik de relevantie niet goed. Er is geen sprake van een fundamentele democratisering. Dit is wel een eerste begin van democratisering, maar stellig geen fundamentele democratisering. Bij toepassing van artikel 61 is er niet eens sprake van participatie bij volledige participatie zou men van fundamentele democratisering kunnen spreken maar van het delegeren van een deel van het bestuur aan anderen dan het college en de raad. Het betreft hier delegatie en in enkele com missie ex artikel 61 mogen wij er met één of twee raadsleden bijzitten, waarschijnlijk min of meer als spionnen. Het enige dat de raad te doen heeft is eens per jaar over een begroting oordelen en het instellen van commissies ex artikel 61 heeft dan ook volstrekt niets met fundamentele democra tisering te maken. Anders is het gesteld met de adviescommissie. Ook daarbij is geen fundamentele democratisering in het geding, maar er is in ieder geval wèl spra ke van democratisering, aangezien beleidsvoorbe reiding tezamen met burgers teweeg zal worden ge bracht. De burgers zullen overigens niet mee mo gen beslissen, want dat doen wij als bestuurders nog altijd alleen. Men moet goed begrijpen dat democratisering in allerlei faseringen kan plaats vinden. Het uiteindelijke doel is natuurlijk de fundamentele democratisering. Ik vind het getuigen van wijs beleid van de wethouder dat hij heeft gezegd voorzichtig te zul len zijn met het verder instellen van commissies ex artikel 61. Het antwoord dat hij op dit punt heeft gegeven heeft mij in hoge mate tevreden ge steld. Met betrekking tot de zes commissieleden die geen raadslid zullen zijn, kan men kiezen tussen mensen met emotionele betrokkenheid of deskundigen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 822