830
26 APRIL 1976
en ik van mening verschillen. De heer Hendriksen
wil zich thans reeds op inschakeling van het pro
vinciaal opbouworgaan vastleggen, zoals ook in
zijn motie tot uiting komt. Ik vind een dergelijke
stap niet verstandig en ik ontraad de raad dan ook
ten stelligste daartoe over te gaan.
De heer HENDRIKSEN: Het is mij niet duidelijk.
De wethouder moet argumenten geven op grond waar
van hij dit afwijst, terwijl zijn collega van
ruimtelijke ordening het, consequent ten opzichte
PO.0.-rapportvoor de commissie ex artikel 62
voor de Hoge Vucht invoert.
Wethouder SANDBERG: Als de heer Hendriksen
niet had geïnterrumpeerd, had hij dat één minuut
eerder gehoord. Ik ben van mening dat het evalua
tieproces met betrekking tot de Hoge Vucht iets
geheel anders is. In het geval van de Hoge Vucht
wordt geëvalueerd of hetgeen het projectteam doet
tegemoet komt aan de doelstellingen en de proble
matiek in de Hoge Vucht tot een oplossing brengt.
Hier betreft de evaluatie iets anders, namelijk
of deze adviesstructuur van een commissie ex ar
tikel 62 in deze samenstelling juist functioneert.
Dat aspect moet uiteraard worden geëvalueerd. Ik
wil niet bij voorbaat zeggen dat het provinciaal
opbouworgaan per definitie bij voorbaat uitgeslo
ten is van participatie in de evaluatie. Evenmin
wil ik nu reeds bij voorbaat voor een proces dat
over twee jaar moet plaatsvinden, vaststellen dat
het provinciaal opbouworgaan met de evaluatie zal
worden belast; met het oog daarop ontraad ik de
aanvaarding van de motie. Wij zijn er allemaal
bij en over twee jaar zullen wij nagaan wat het
verstandigste is.
De VOORZITTER: Dames en heren. Wij zullen
over de motie en het voorstel van b. en w. beslui
ten moeten nemen. Ik stel u voor allereerst een
uitspraak te doen over de motie. Ik zou deze thans
in stemming willen brengen.