26 APRIL 1976 831 De heer VISSER: Mag ik even een kleine De VOORZITTER: De beraadslagingen zijn geslo ten. De heer VISSER: Mag ik nog iets over de motie zeggen? De VOORZITTER: Daar hebt u gelijk in. De heer VISSER: Het is gebruikelijk dat de fractie een stemverklaring over een motie geeft. De VOORZITTER: Dat is zo. De heer VISSER: Oorspronkelijk was ik eigen lijk van plan deze motie te steunen, maar nu ik het antwoord van de wethouder heb gehoord, zal ik dat niet doen. Mijns inziens moet het provinciaal opbouworgaan niet van bovenaf een beetje paterna listisch mededelen of commissie die wij hebben in gesteld, het al dan niet goed doen. Ik ben daar op tegen en ik meen dat dat niet de taak van het pro vinciaal opbouworgaan is. Bovendien geloof ik niet dat dit nodig is. Mijns inziens moeten wij de com missies eerst rustig de kans geven te gaan werken en als zij het niet goed doen, zullen wij zelf wel aan de bel trekken. Wij hebben geen behoefte aan deze motie De VOORZITTER: Ik dank u voor uw stemverkla ring en ik maak u mijn excuses dat ik er geen re kening mee had gehouden. De heer VAN ASSELDONK: Ook na het antwoord van de wethouder vinden wij dat het college, de commissie algemene zaken en de nu in te stellen commissies competent genoeg zijn om, zoals de heer Visser heeft gezegd, aan de bel te trekken wanneer het eventueel mis zou gaan. Wij hebben evenmin be hoefte aan de motie. De motie van de heer Hendriksen wordt hierna in stemming gebracht en met 19 tegen 13 stemmen verworpen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 831