26 APRIL 1976
837
aangelegenheid als deze.
De heer Crul ontleent zijn standpunt aan een
naar mijn gevoel enigszins gekunstelde construc
tie. Hij heeft namelijk gezegd dat het vervullen
van een raadslidmaatschap ongeveer hetzelfde is.
als het vervullen van een functie in een politiek
lichaam, in dit geval de functie van afdelings
voorzitter van de K.V.P. Ik geloof dat er geen
sprake van is dat daar een soort van vergelijk
baarheid uit valt af te leiden. Ik meen dat de ma
terie volstrekt objectief is bekeken en dat wij
niet hoeven te verwachten dat er op enig ogenblik
ook maar enig probleem zal rijzen.
De heer CRUL: Ik geloof dat de fracties van
C.D.A. en V.V.D. wel hebben begrepen waar het om
gaat. Aan de hand van hun opvattingen menen zij
dat politieke functies in een partij hier is in
het bijzonder de functie in het geding van de
voorzitter, die één van degenen is die in een po
litieke partij een meer in het oog lopende taak
hebben geen beletsel mogen vormen voor het ver
vullen van vertegenwoordigende politieke functies
die vanuit deze raad worden gedelegeerd of een af
geleide van deze raad zijn. Wij achten dit stand
punt niet juist, omdat zich in de democratie in
dit soort gevallen zeer bijzondere situaties kun
nen voordoen die men moet voorkomen. Dit zou ik
onder andere willen zeggen aan het adres van de
heer Van Dongen, die heeft gezegd dat zijn fractie
het volste vertrouwen heeft dat het goed zal gaan.
Het is best mogelijk dat men dat vertrouwen heeft,
maar dan heeft men over het functioneren van de
democratie en over de voetangels en klemmen die
op dat gebied liggen, opvattingen die niet met de
onze stroken.
De heer Van Graafeiland heeft het niet be
grepen of het niet willen begrijpen. Het gaat er
niet om of een raadslidmaatschap te vergelijken
is met het voorzitterschap van het C.D.A.de
K.V.P. of de Partij van de Arbeid. Wat ik heb be-