842 26 APRIL 1976 later stadium de raad terzake zullen bereiken. Ik zeg toe dat wij zoals ieder jaar tijdig het subsidieverzoek aan het ministerie van C.R.M. zul len doen, teneinde ervoor te zorgen dat wij in ieder geval voor 1977 weer aan de bel trekken. De heer KOERTSHUIS: De wethouder heeft mij niet zo goed begrepen. De twee aanleidingen die ik heb genoemd hebben betrekking op het midden van dit jaar. Bij de laatste begrotingsbehandeling heeft de wethouder naar ik meen gezegd dat medio dit jaar een eventuele tweede beroepskracht zou kunnen worden aangesteld. Ook de experimentele pe riode loopt naar ik meen half dit jaar af. De voorbereiding van de begroting heeft betrekking op 1977. De feiten die ik bedoel komen binnen zeer korte tijd in dit jaar aan de orde. Wethouder VAN GRAAFEILAND: De werkgroep, ado- lescentievraagstukken, die in deze gemeente be staat, is bezig met een evaluatie van het J,A.C. én zal medio dit jaar met een aanbeveling terzake aan het college komen. Met betrekking tot de twee de beroepskracht is de situatie dat wij in ieder geval moeten beoordelen in hoeverre het budget 1977 de mogelijkheden biedt om een dergelijke kracht te betalen. Als dat het geval is, dient pas te worden bekeken of het mogelijk is de be trokkene eerder aan te stellen en de kosten daar van voor één keer uit de begroting voor 1976 te putten, waar deze dan ook vandaan komen. Eerst moet de eerstgenoemde vraag worden beantwoord kan men tot continuering overgaan? en vervol gens is men toe aan enige maanden in 1976. Anders om handelen heeft natuurlijk geen zin. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 41. bijlage nr. 135. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET AAN ONDERHOUDSFONDSEN ONTREKKEN VAN

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 842