853 20 MEI 1976 komen, opdat wij kunnen bezien of het uitbrengen van een preadvies noodzakelijk is of dat deze be langrijke kwestie anderszins kan worden opgelost. De heer VAN ASSELDONK: Ik vond het bijzonder prettig vanmorgen over dit punt een telefoontje van mevrouw Paulussen te krijgen. De V.V.D.-frac tie stelt veel belang in deze problematiek en ik kan het voorstel van mevrouw Paulussen inzake be handeling van dit ingekomen stuk in de commissie dan ook van harte ondersteunen. De heer LAMBREGTS: De C.D.A.-fractie weet dat in de laatste vergadering van de commissie voor openbare werken dit onderwerp door de afwe zigheid van bepaalde stukken niet uitvoerig aan de orde heeft kunnen zijn. Wanneer nu wordt voor gesteld het stuk ter afdoening in handen van bur gemeester en wethouders te stellen, heb ik daar persoonlijk geen enkele moeite mee, maar ook ik zou het bijzonder plezierig vinden als wij over deze belangrijke kwestie eerst nog eens in de commissie voor openbare werken zouden kunnen pra ten. Wethouder VAN DUN: Er is naar ik meen een verschil van mening in de raad over het al dan niet aannemen van het voorstel. Voorgesteld wordt het ingekomen stuk in handen van het college van burgemeester en wethouders te stellen, opdat het door de zorg van het college kan worden afgedaan. Ik adviseer de raad dat voorstel te aanvaarden en ik stel voor dat over de wijze van afdoening, voordat het stuk wordt afgedaan, een gesprek in de commissie voor openbare werken plaatsvindt. De VOORZITTER: Kan dat de instemming van de raad hebben? De heer VAN ASSELDONK: Ik kan daar wel mee instemmen, maar ik zou de wethouder een vraag willen stellen. Het rapport van het bouwkundig adviesbureau zou in het bezit van de commissie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 853