869 20 MEI 1976 de gemeente niet aansprakelijk is voor de finan ciële gevolgen, ontstaan door het doen en laten van deze Stichting. De twee leden van het college van b. en w. die zitting hebben in het stichtings bestuur, doen dit op persoonlijke titel en dus niet uit hoofde van hun functie. Juist met het oog op het particuliere karakter van de Stichting, vinden wij het jammer dat zij domicilie heeft ge kozen op het stadhuis en niet bijvoorbeeld op het kantoor van de V.V.V. In het geding is hier, zoals gezegd, een par ticuliere stichting, die een duidelijk begrensde medewerking van de gemeente vraagt. Bij verlening van deze medewerking wordt het risico dan ook dui delijk beperkt. De tweede vraag die ik aan het begin van mijn betoog stelde, namelijk of men deze bijdrage in competitie moet brengen met andere zaken, was voor ons aanleiding om na te gaan of wij dit ook hebben gedaan in voorgaande gevallen waarin wij subsidie verleenden. Wij moesten constateren dat steeds los van alles zonder competitie door deze raad een subsidie werd verleend of afgewezen, op grond van het nut of het "onnut" dat de raad van de subsi die verwachtte en zonder dat men het één tegeno ver het ander stelde. Als wij dit nu wël zouden doen, zouden wij een precedent scheppen en in fei te genoodzaakt zijn alle verleende subsidies en gegeven garanties opnieuw onder de loep te nemen. De rechtvaardigheid gebiedt dan ook dat de raad, zoals hij in het verleden steeds heeft gedaan, ook deze kwestie op haar eigen merites bekijkt en be oordeelt. De Bredase bevolking reageert positief en ook de bedrijven doen dat, hetgeen blijkt uit de nu reeds door de bedrijven gestorte bedragen. Wil men in zo'n situatie een activiteit afwijzen, dan moeten er wel sterke argumenten op tafel ko men. Wij vinden het reëel dat b. en w. het vermoe delijk tekort splitsen in een subsidie en een ga rantie. Op deze manier krijgt de Stichting wat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 869