2Q MEI 1976
872
zijn." Dit raadslid constateerde vervolgens' dat
hij wellicht een ander standpunt zou innemen als
de gemeente over een royale portemonnee zou kunnen
beschikken. Hij wees erop dat allerlei activitei
ten bijvoorbeeld met betrekking tot "Het Ei"
niet mogelijk waren en dat het met de gemeentelij
ke financiën pover gesteld was. Met het oog daarop
deelde hij mede afwijzend tegenover het aan de or
de zijnde voorstel te staan.
Het hier bedoelde raadslid was de heer Van
Banning, wiens zojuist aangehaalde uitlatingen
enigszins in strijd zijn met hetgeen de heer Geene
zojuist heeft gezegd. Misschien is de heer Van
Banning één van de weinigen die in het C.D.A. soms
dingen tegenover elkaar zet en nagaat welke finan
ciële ruimte er is. Het is verwonderlijk dat de
heer Van Banning, die overigens nog niet het woord
heeft gevoerd, inzake de taptoe dergelijke overwe
gingen niet in de beschouwingen betrekt. Misschien
is dit een gevolg van het feit dat hij als propa
gandist en bestuurslid van de Stichting in de ene
hand een suikerzakje met een uitbeelding van de
taptoe heeft, terwijl hij als raadslid met de an
dere hand moeilijk zijn andere pet recht kan hou
den. Ik heb deze aspecten maar eens tegenover el
kaar gezet, want ik meen dat bij de ontwikkelin
gen in verband met de taptoe het volgende van
groot belang is: als men niet goed voor ogen houdt
dat verweving van functies in dit geval tot moei
lijkheden aanleiding kan geven, verloopt de oor
deelsvorming in de raad niet best.
Ik hoop dat ik niet al te zeer in herhalingen
hoef te vervallen, aangezien wij al vrij vaak over
de taptoe hebben gesproken. Thans wil ik enkele
opmerkingen over de informatieverschaffing maken.
Wij hebben het college van b. en w. een brief
over enkele financiële aspecten geschreven, waar
op het college gisteren heeft geantwoord, doch
slechts gedeeltelijk. Er wordt opgemerkt dat het
gedeelte van het antwoord dat nog niet is gegeven
nog wel komt, maar voor onze fracties is het