20 MEI 1976
886
college gegeven.
Naar aanleiding van de binnengekomen brief
waarop het college heeft geantwoord, heeft de
heer Crul erop gewezen dat wij met betrekking tot
de achterborgen voor "Het Turfschip" in 1974 ver
trouwelijke informatie hebben verstrekt en dat
wij nu weigeren nadere informatie te geven. Ik
wil daarbij het volgende opmerken. Het college is
van oordeel dat zich met betrekking tot de ach
terborgen voor "Het Turfschip" een andere situa
tie voordoet dan met betrekking tot de huidige
bijdragen van het bedrijfsleven voor de taptoe.
De bijdragen van het bedrijfsleven zijn nü een
kwestie van onmiddellijk betalen. Het is niet zo
dat er bij wijze van spreken een schuldvergelij
king zou kunnen plaatsvinden. Ik moet in alle
eerlijkheid zeggen dat de juridische vaststelling
van de schuld van het bedrijfsleven naar de me
ning van het college, daarover geadviseerd, geen
hard gegeven is. Als dat wêl het geval zou zijn,
was het college bereid de schuldenaars ook juri
disch aan te spreken. Wat wij wêl willen doen is
het benaderen van degenen die op zeker ogenblik
een soort "beloften" hebben gedaan, waarbij wij
hun de gelegenheid willen geven alsnog te beta
len. Daarbij willen wij aankondigen dat wij over
wegen de namen met de bedragen bekend te maken
ingeval de betrokkenen niet betalen. Een en ander
houdt in dat wij vinden op dit ogenblik de namen
niet bekend te kunnen maken. Wij moeten de be
trokkenen in redelijkheid de kans geven alsnog te
betalen en zij moeten er van tevoren van op de
hoogte zijn wat wij anders in de openbaarheid
zullen doen. Dit lijkt ons een zaak van fatsoen
lijk verkeer tussen de overheid en andere instan
ties, Het is dus niet de bedoeling de raad de in
formatie te onthouden, maar wij vinden dit ogen
blik ongeschikt om de informatie op deze wijze
te verstrekken.
Ik kan er heel goed in komen dat er mensen
zijn die zeggen: "De taptoe hoeft voor ons niet."