887 20 MEI 1976 Iedereen heeft de mogelijkheid om daarover in vol le vrijheid zelf een standpunt te bepalen. Het college is het er echter niet mee eens dat een taptoe de problematiek van het leger verdoezelt en het Nederlandse volk van een bewustwordingsproces afleidt. Ik meen te mogen zeggen dat dit getuigt van een onderschatting van het Nederlandse volk als geheel, aangezien in alle openheid en in alle vrijheid aandacht aan de problematiek van het le ger kan worden besteed. Door bovenbedoeld stand punt in te nemen miskent men de inzichten die in ons volk leven. Er is hier een moeilijk proces in het geding en ik meen dat het niet eenvoudig is met betrekking tot het militaire apparaat van Ne derland een zeer extreem hard standpunt of welk ander standpunt dan ook in te nemen. Aangezien in Nederland de mogelijkheid bestaat om de problema tiek die daarmee samenhangt aan de orde te stel len dat gebeurt ook in de praktijk is het college van mening dat men bepaald niet kan zeg gen dat een taptoe met inzet van burgers tot ro mantisering of verdoezeling van de problematiek zal leiden. Op de opmerkingen die de heer Crul over de Stichting heeft gemaakt heb ik naar ik meen al ge antwoord. In dit verband deel ik nog mede dat het salaris van de wethouder niet aan de taptoe in re kening wordt gebracht, evenmin als de bijdrage die de raadsleden ontvangen, ook al zijn zij aan de taptoe natuurlijk vrij veel uren kwijt. Het inzet ten van de politie zal mijns inziens geen extra kosten met zich meebrengen; overigens lijkt het mij reëel erop te wijzen dat de taptoe wèl een extra zorg voor de politie kan zijn. Wij kennen echter ons politiekorps en wij hebben er alle ver trouwen in dat een en ander in redelijkheid zal verlopen. Ik wil vervolgens ingaan op de financiële en morele verplichtingen waar de heer Crul over heeft gesproken, waarschijnlijk naar aanleiding van een opmerking mijnerzijds in de commissie algemene

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 887