20 MEI 1976 896 gevoeld. Persoonlijk heb ik een en ander met eni ge schroom aangepakt, maar in ieder geval is toen door de heer Van Banning betoogd dat de financiële toestand van de gemeente in de beschouwingen moest worden betrokken. Hij was van mening dat de finan ciële middelen krap waren en dat er geen geld be schikbaar was voor een subsidie aan N.A.C. Iets dergelijks is, zeker wat de taptoe betreft, nu opnieuw aan de orde. Er wordt dan een keuze ge daan. Dat de heer Van Banning een taptoe boven door onze fracties en door het college belangrijk geachte activiteiten stelt, is natuurlijk zijn goed recht. Het is overigens opmerkelijk dat deze hele zaak een beetje wordt gedragen door mensen die nogal wat relaties met het militair apparaat hebben gehad. Natuurlijk kan men dit niemand kwa lijk nemen, maar het geeft ten aanzien van het objectief benaderen van deze zaak een beetje te denken. Wij blijven bij ons standpunt. Met betrekking tot de vertrouwelijkheid van de informatie over de achterborgen vind ik het argument van de voorzit ter zeer onvoldoende. De schulden die moeten wor den betaald hebben betrekking op '70, '71 en '72 en het lijkt mij dan ook niet meer juist als men zegt dat men op dit ogenblik de namen niet bekend kan maken. Het lijkt ons het beste op dit gebied de initiatieven van het college, die naar ik meen op korte termijn zullen komen, af te wachten. Van het college zouden wij graag nog willen vernemen wat het van de motie vindt, maar ik neem aan dat het de bedoeling is daar nog iéts over te zeggen. De heer VAN BANNING; Ik zou nog een enkele opmerking willen maken. Het is juist dat ikzo als de heer Crul heeft gezegd, uit hoofde van mijn vroeger beroep van officier van de luchtmacht en misschien ook uit anderen hoofde een gemengde tap toe zal gadeslaan. Het zal mij verheugen als de taptoe in Breda komt. Ik kan overigens ook zeggen dat ik in de genoemde landsbetrekking zowel in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 896